Ik heb sinds een jaar het genot om motorrijder te zijn. Heerlijk rijden op binnenwegen door pittoreske dorpjes met af een toe een kopje koffie met een stukje appeltaart. Wie doet je wat! Deze zomer heb ik een mooie tocht gemaakt vanuit het zuiden naar het noorden (mijn roots) van het land en vice versa. Toeren door streken waar ik decennia niet meer geweest was. Veel herkenning, veel plekken waar even gestopt werd om herinneringen op te halen. Maar ook wel momenten van verbazing.
Als motorrijder let je scherp op de verkeersborden langs de weg. Daarbij viel me iets vreemds op. Dorpen die vroeger 4 of 6 km van elkaar verwijderd waren liggen nu 3 of 5 km uit elkaar, tenminste volgens de borden. Al rijdend door de dorpen gelegen op de Hondsrug (Borger, Drouwen, Gasselte, Gieten, Eext, Annen, Zuidlaren) moet ik bekennen dat dit wel klopt. Ik heb vele nieuwbouwwijken gezien met vrijstaande huizen van verschillende architectuurstromingen met dubbele garages, zwembaden en grasvelden met langzaam voortbewegende robots. De kern-bebouwing met brink en omliggende es, zo kenmerkend voor de Drentse dorpen (maar ook in de rest van Nederland) transformeert langzaam tot een lint-bebouwing. Het platteland slibt dicht, elk jaar een stukje meer.
Even een klein onderzoekje: hoe groot wonen we eigenlijk? Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft aan dat de gemiddelde woonruimte per inwoner van Nederland 53 m2 is. Rijdend op mijn motor ben ik ervan overtuigd dat het aantal m2 in al deze nieuwe wijken aanzienlijk hoger ligt, laat staan het aantal m2 perceeloppervlakte.
En als we dan eens kijken naar de bouwopgave voor de komende 10 jaar (900.000 extra woningen) dan bekruipt mij een angstig gevoel: hoe ziet Nederland er over 10 jaar uit? Van kern- naar lint – naar …….? Mijn antwoord zou zijn: stedelijk. Creëren wie niet met zijn allen een ongewenste situatie: meer asfalt, meer stenen, meer geluid en minder ruimte, rust en openbaar groen. Een zorgelijke ontwikkeling. Wat blijft er over van de landelijke gebieden in Nederland?
Een verbazing van totaal andere orde kreeg ik bij een informeel overleg met managers vastgoed en projectmanagers van enige Brabantse woningcorporaties. ‘Wat kost een gemiddelde renovatie (incl. verduurzaming) tegenwoordig, vroeg ik.
Ook dat was schrikken voor mij. Ik heb al enige jaren de prijsvorming in de bouw niet meer gevolgd maar dit is wel een factor 2 van wat ik gewend was.
Met de huidige programma’s zijn ze nog niet ‘van het gas af’ (!?). Dit gebeurt later; er zal weer geïnvesteerd moeten worden.
Waar we het over hebben zijn woningen uit de 60-er en 70-jaren. Relatief grote (of misschien wel te grote) woningen op ruime percelen. Oudere woningen hebben vaak tuinen die oorspronkelijk als moestuin bedoeld zijn. In de kelder werden dan de wekflessen bewaard met voedsel voor de winter (waar is de tijd gebleven?). De vraag is of we in deze woningen dergelijke investeringen moeten plegen. Is sloop-nieuwbouw niet een betere optie? We kunnen op deze percelen meer woningen (die kwalitatief zeer hoogwaardig zijn) kwijt van 50 tot 65 m2. Ligt hier een mogelijkheid om landelijk Nederland te ontzien?
Ik realiseer me dat het een lastig vraagstuk is. De rijtjeswoning is binnen de corporatiesector nog steeds buitengewoon populair. En woningen slopen stuit vaak op veel weerstand. Maar we zullen wel moeten. De tijd van meer, van groter, van luxer is voorbij. We moeten gaan beseffen dat we leven in een tijd van schaarste; schaarste aan woningen, maar vooral schaarste aan bouwgrond. Daarom zullen we moeten kiezen voor meer collectief in plaats van individueel.
Als je daar zo over nadenkt dan ligt er een prachtige opgave. Hoe gaan we de grond beter verdelen? Hoe gaan we Nederland opnieuw inrichten met nieuwe concepten? Hoe maken we het betaalbaar? Veel werk voor stedenbouwkundigen, planologen en architecten. Zet hem op, dan kan ik zorgeloos op mijn motortje blijven rijden.
Reacties