Vijftig bolwoningen aan de rand van een heel gewoon nieuwbouwwijkje in Den Bosch. Deze parmantige reuzenchampignons zijn het toonbeeld van een van de weinige uitgevoerde experimenten op het gebied van volkshuisvesting in de jaren zeventig. Na dat decennium verschoof de nadruk van het experimentenbeleid van onderscheidende ontwerpen naar meer maatschappelijke onderwerpen. Het Programma Experimentele Woningbouw van minister Schut werd overgedragen aan een nieuwe stichting, Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV).
renda special 2012/1parmantige reuzenchampignons 41
parmantige
reuzenchampignons
"Voor hen die verknocht zijn aan experimentele woningbouw met
inspraak is een zeer bruikbaar product in de handel, waarmee uiterst
boeiende maquettes kunnen worden gemaakt: LEGO." Deze uitspraak
werd in 1973 gedaan door prof.dr.ir. Hugo Priemus tijdens een sympo-
sium van de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Hij bekritiseerde
hiermee het experimentele woningbouwprogramma van toenmalig
minister Wim Schut van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De
experimentele woningbouw zou volgens hem slechts een franjefunctie
vervullen. Een kleine groep van bevoorrechten zou er nog meer door
worden bevoorrecht, en de grote verschillen tussen de nieuwbouw-
kwaliteit en de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad zouden
steeds verder worden vergroot. Priemus accentueerde de noodzaak
van een op harmonisatie van de kwaliteit gericht volkshuisvestingsbe-
leid, waarbij de inspanningen om kwaliteit te verbeteren vooral gericht
zouden moeten worden op de bestaande woningvoorraad. Dit is te
Vijftig bolwoningen aan de
rand van een heel gewoon
nieuwbouwwijkje in Den
Bosch. Deze parmantige
reuzenchampignons zijn het
toonbeeld van een van de
weinige uitgevoerde experi-
menten op het gebied van
volkshuisvesting in de jaren
zeventig. Na dat decennium
verschoof de nadruk van het
experimentenbeleid van
onderscheidende ontwerpen
naar meer maatschappelijke
onderwerpen. Het
Programma Experimentele
Woningbouw van minister
Schut werd overgedragen
aan een nieuwe stichting,
Stuurgroep Experimenten
Volkshuisvesting (SEV).
tekst wilbert leistra
De bolwoningen aan
Bolleveld in Den Bosch.
Foto: 9 juni 1989.
stadsarchief`s-hertogenbosch
parmantige reuzenchampignons42
lezen in het boek `Woningbouw, inspiratie & ambities', gebaseerd op
het proefschrift van dr. Noud de Vreeze, waarbij Priemus promotor
was. In deze renda special aandacht voor het experimentenbeleid
zoals het door De Vreeze is opgetekend in het boek, dat als ondertitel
`Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland'
draagt.
VErzEt
De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog werd op het gebied van
sociale woningbouw gekenmerkt door grootschalige, rechtlijnige
uitbreidingswijken, effici?nte bouwblokken met identieke woningen,
veel hoogbouw en veel systeembouw. Dat was immers een goedkope
oplossing. Deze rigide uniformiteit en grootschaligheid leidden tot
verzet. Minister Schut reageerde daarop met een subsidieregeling
voor experimentele woningbouw. Het experimentele karakter kon tot
uitdrukking komen in de eigenschappen van de woningen (denk aan
indeling, outillage en constructie), de woonvorm (de wijzen van
aaneenvoegen of opeenstapelen van de woningen, met inbegrip van
de outillage van het gebouw), of het woonmilieu. Bij dit laatste werd
het samenspel bedoeld tussen woningtype, woonvorm en de naaste
omgeving. De subsidieregeling hield in dat de toelaatbare rijkslening
gemiddeld met 3000 gulden per woning werd verhoogd. Daarnaast
werd de jaarlijkse bijdrage met 200 gulden per woning verhoogd. De
bewoners werd bovendien beloofd dat de erkende experimentele plan-
nen breeduit aandacht zouden krijgen in de media. Ook werd een soci-
aal-wetenschappelijk evaluatieonderzoek aangekondigd om conclusies
te kunnen trekken over de wenselijkheid van de experimentele planei-
genschappen van de normale bouwproductie.
Deze eerste periode van het experimentele woningbouwprogramma
van minister Schut ? die van 1968 tot 1977 liep ? werd gekenmerkt
door een niet nader omschreven behoefte aan een grotere variatie in
woningtypen en verschijningsvormen. Hij gaf in meerdere interviews
zijn onvrede te kennen over de eenvormigheid van de bouwproductie
uit de jaren vijftig en zestig. Dit als verklaring voor zijn programma,
waarover hij zelf zei: "Men weet niet wat men mist. Daarom geven wij
die prikkel, om te laten voelen dat het ook anders zou kunnen. De
mensen worden zich intussen wel bewust van hun woonmilieu. Het is
de omgeving die hen teleurstelt. Die biedt te weinig variatie, daar is
niet genoeg zorg aan besteed."
tHEma'S
In 1977 brak een nieuwe periode aan voor de experimentele woningbouw.
Tegen die tijd waren ruim 270 plannen voor het predikaat `experimenteel'
ingediend, waarvan meer dan 70 projecten werden gehonoreerd. Schut
formuleerde nieuwe toetsingscriteria en verhoogde en passant de eenma-
lige rijksbijdrage naar maximaal 5000 gulden. Er werden drie thema's
Hat-EENHEDEN
Marcel van Dam, de toenmalige staatssecretaris van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (1973-1977)
lanceerde in 1975 de nota `Huisvesting alleenstaanden en
tweepersoonshuishoudens'. Hierin werd een nieuwe,
experimentele woonvorm ge?ntroduceerd, de Van Dam-
eenheid. Het was een voorbeeld van de tijdsgeest, waarin
bestuurders veelvuldig hun eigen naam verbonden aan
nieuwe regelingen. De latere benaming is bekender
geworden, namelijk HAT-eenheid, een afkorting van Huis-
vesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens.
De eenheden bestonden veelal uit een gecombineerde
woonkamer en keuken, een badkamer met ruimte voor
een wasmachine, en een kleine slaapkamer. Van Dam
wilde landelijk 110.000 van deze eenheden realiseren,
onder andere door een subsidieregeling voor woning-
bouwverenigingen op te stellen. Met deze HAT-subsidie
konden meerdere wooneenheden op een kavel worden
gebouwd. Tot 1985
zijn ongeveer 77.000
HAT-eenheden gere-
aliseerd. In 1995
werd de regeling
definitief stopgezet.
Plattegrond van twee-
persoons HAT-woning
bouwhulpgroep
De woningen op palen van
de Kasbah (1973) in
Hengelo, van architect Piet
Blom.
marceldevogel
renda special 2012/1parmantige reuzenchampignons 43
centraal gesteld: (1) stedelijke woonmilieus met relatief hoge dichtheid
("urbanisatie in plaats van suburbanisatie"), (2) nieuwe woningtypen en
woonvormen ten behoeve van inpassing in bestaande oude woonmilieus,
en (3) specifieke vormen van huisvesting voor bewoners met specifieke
woonbehoeften en woonvormen met grotere aanpassingsmogelijkheden
dan gebruikelijk. Deze thema's hadden tot doel een concrete bijdrage te
leveren aan actuele ontwikkelingen in de woningbouwpraktijk. Hiermee
wilde Schut inspelen op de toenemende kritiek op de willekeurigheid van
het experimentele programma, dat te veel gericht zou zijn op vormexperi-
menten en uiterlijk vertoon.
Van 1977 tot het einde van het programma in 1979 veranderden de
projecteigenschappen die als experimenteel werden beschouwd. De
reden hiervoor ligt waarschijnlijk in de aangescherpte doelstellingen en
beoordelingscriteria. Veel plannen werden gekarakteriseerd door
stedenbouwkundige structuren met hoge dichtheid, dubbel grondge-
bruik en integratie van woonfuncties en andere stedelijke functies. In
de architectonische en stedenbouwkundige beeldvorming bleven vari-
atie en differentiatie dominant. De ingediende plannen vertonen vrijwel
allemaal complexe verkavelingsschema's en een gevelopbouw met
veel hoogteverschillen, ritmeveranderingen en toegevoegde beeldbe-
palende elementen als dakoverstekken, balkons, pergola's, korte gale-
rijen en trappen en verspringingen. Op het niveau van de woning bleef
de experimentele innovatie zich richten op differentiatie van woningty-
pen en bewoningsmogelijkheden.
KritiEK
Prof.dr.ir. Priemus stond niet alleen in zijn kritiek op de experimentele
woningbouw in de jaren zeventig. Vanaf 1970 publiceerde de journalist
D. de Jonge een serie artikelen over dit onderwerp in het vakblad De
Architect. Zijn kritiek op de pretenties en de opzet van het programma
was niet mals. De Jonge vroeg zich af hoe ooit aannemelijk gemaakt
kon worden dat de gerealiseerde afwijkingen ten opzichte van de gang-
bare praktijk een re?le verbetering zouden betekenen voor de meerder-
heid van de toekomstige bewoners. Hij was met name ontstemd over
het gebrek aan systematisch onderzoek naar woonbehoeften en woon-
voorkeuren. Bovendien laakte hij het achterwege laten van enige vorm
van analyse van eventuele kwaliteitstekorten in de nieuwbouw.
En daar bleef het niet bij. De Jonge stelde aan de kaak dat de experi-
menten niet goed gespreid waren over het land en dat ze te veel
waren gericht op een bovenmodale bevolkingssamenstelling. Ook
vond hij dat er erg weinig was nagedacht over de kosten van de expe-
rimenten. "Het gaat slechts om het fokken van enkele paradepaardjes
van architecten en tot hun supporters horende deskundigen", schreef
hij. Ten slotte benadrukte hij het gebrek aan wetenschappelijke disci-
pline bij het opstellen van het experimentele programma en bij de
uitvoering van de experimenten zelf. Het ontbrak volgens hem aan
doelgerichte en goed omschreven probleemstellingen en onderzoeks-
strategie?n. Er werden geen toetsbare hypothesen geformuleerd en er
werd niet gevarieerd met een beperkt aantal controleerbare variabelen
die vergeleken konden worden met een controlegroep.
PrioritEitEN
In de tweede helft van de jaren zeventig kwamen de prioriteiten in het
volkshuisvestingsbeleid anders te liggen. De nadruk bij stadsvernieu-
wing kwam te liggen op betaalbare nieuwbouw. Daarnaast werd meer
en meer gefocust op kleinere woningen, omdat de huishoudens klei-
ner werden. Het gevolg was dat meer aandacht ging naar de kwaliteit
van het besluitvormingsproces in de planontwikkeling, en minder naar
de kwaliteit van de woning. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenoemde
HAT-eenheden (zie kader).
Door deze ontwikkelingen werd het experimentenbeleid steeds meer
afgezwakt. Het leidde uiteindelijk in 1979 tot een ingrijpende herori?n-
tatie van het beleid. Na de projectgerichte benadering in het experi-
mentenbeleid van de jaren zeventig, werd nu meer heil gezocht in
experimenten die zich specifieker richtten op beleidsmatige thema's uit
de volkshuisvesting als breed maatschappelijk beleidsterrein. Te
denken viel aan experimenten op het gebied van beheer, onderhoud
en woningverbetering, besluitvormingsprocedures en bewonerspartici-
patie, energie en milieu, kosten- en woonlastenbeheersing en woning-
toewijzingsprocedures. Vertaald naar een beleidsnotitie klonk de
formulering als volgt: "Een experimentenbeleid moet een bijdrage
leveren aan het omvormen van de bestaande situatie tot een nieuwe
die beter wordt geacht, door voortdurend in te spelen op problemen
en onderwerpen die de aandacht vragen. Dat vraagt om meer experi-
menten, en vooral ook om een op het beleid gerichte evaluatie."
SEV
De beleidsformulering kondigde het einde van het beleid uit de jaren
zeventig aan. Hieraan lag een nota ten grondslag uit 1980 van de
Commissie Van Velzen: `Advies inzake een experimentenbeleid ter
bevordering van de volkshuisvesting'. Voor de co?rdinatie en begelei-
ding van de lokale initiatieven die in het nieuwe experimentenbeleid
pasten, werd een nieuwe stichting opgericht, de stichting Stuurgroep
Experimenten Volkshuisvesting (SEV). Uit de boedel van het oorspron-
kelijke experimentenbeleid van minister Schut werd slechts ??n experi-
ment overgenomen. Het betrof een experiment dat al in een vergevor-
derd stadium van voorbereiding was, namelijk vijftig bolwoningen van
de architect Dries Kreijkamp, ontworpen in opdracht van het Gemeen-
telijk Woningbedrijf in Den Bosch. Het betrof meteen het meest experi-
mentele vormexperiment dat tot die tijd was gerealiseerd. Feitelijk zijn
de reuzenchampignons in Den Bosch pas in 1985 opgeleverd, maar ze
zijn in de jaren zeventig op de tekentafel ontstaan en daarmee een
prima voorbeeld van experimenteel Wonen in de Seventies.
De kubuswoningen in Rotterdam van architect Piet Blom. De eerste kubuswoningen
werden in 1974 en 1975 gebouwd in Helmond, die in Rotterdam tussen 1982 en 1984.
jaccovanderhorst
Reacties